Skip to main content
Taalirritaties: letterlijk niet te doen

Wekelijkse column:

Taalirritaties: letterlijk niet te doen
Geschreven door Iris Zwaneveld op 11-07-25.

Het is weer zover. De taalirritaties stapelen zich op als afkortingen in een TikTok-comment. Mijn oren hebben genoeg geleden, mijn innerlijke taalpurist heeft zijn puntenslijper geslepen. Tijd om de ergernissen opnieuw onder de loep te nemen. Want er zijn er weer een paar die zó vaak voorbij zijn gekomen dat ik het inmiddels letterlijk niet meer kan handelen.

Zoals ik hoor wat je zegt. Een zin die alleen wordt gebruikt als je het er níet mee eens bent. “Ik hoor wat je zegt,” gevolgd door een pauze, een instemmend knikje en vervolgens een subtiel slachtmes onder je argument. Het klinkt vriendelijk, maar wat het eigenlijk betekent is: je kletst uit je nek, maar ik ben te beleefd om dat hardop te zeggen. Passief-agressieve communicatie met een strikje erom.

En dan die andere veelgemaakte taalfout: door de war. Ben je door de war? Zitten je armen dan ineens op je rug geknoopt? Je bent in de war. Je gedachten lopen door elkaar, je hoofd voelt als een verkeersknooppunt zonder navigatie. Tenzij je een verstrengeld paar oordopjes bent uit de onderste la, ben je niet door de war.

Sinds wanneer is iemands naam eigenlijk een vergankelijk concept? “Wat was uw naam ook alweer?” Eh, nou, die is nog steeds Iris. Er is niets tijdelijks aan mijn identiteit. Ik ben niet overleden, ik ben gewoon iemand die koffie komt halen. Mijn naam is Iris. Dat was het, dat is het en tenzij jij me iets wil vertellen wat ik nog niet weet, blijft dat ook zo.

Dan eentje die wat mij betreft dringend met pensioen mag: letterlijk. “Ik heb dit letterlijk net gedaan.” Oh ja? En als je dat woord er niet bij had gezegd, had je het dan figuurlijk gedaan? Gedroomd? Letterlijk is gedegradeerd van betekenisvol tot betekenisloos opvulmiddel. Alles is tegenwoordig letterlijk amazing, letterlijk insane, of letterlijk niet te doen. Ik krijg er in ieder geval letterlijk jeuk van.

We hebben ook nog een relatief nieuwe, maar zeker niet minder irritante: de afko. Wat is er in vredesnaam aan de hand met het volledig uitspreken van woorden? “Iris kladiladi, we gaan naar Vondel voor een Kowa en een havercapu.” O, ik moet mijn laptop dichtklappen omdat we een korte wandeling in het Vondelpark gaan maken om vervolgens een cappuccino met havermelk te gaan drinken. Duidelijk. Is het te veel gevraagd om die extra lettergrepen uit te spreken? Zijn we echt zo moe? Of is onze aandachtsspanne zó gereduceerd door eindeloos scrollen dat zelfs cappuccino tegenwoordig al aanvoelt als een marathon?

En dan, als klap op de vuurpijl, de overkill aan Engelse woorden. “Ik was op een festival en het was echt amazing. De vibe was zo goed en het eten was to die for.” Pardon? Waarom klinkt iedereen ineens als een expat die de Nederlandse taal nog niet helemaal onder de knie heeft? Je hoeft je zinnen niet te marineren in een laagje Engels om ze smaak te geven. Tenzij je graag wil klinken als een menukaart van een hippe lunchroom waar je voor een flat white zestien euro betaalt. Dan vooral wél doen. Overigens maak ik me hier zelf ook regelmatig schuldig aan. Dus beschouw dit gerust als een passief-agressieve note to myself.

reacties lezenswaardig!

RECENTE REACTIES:

Laatste commentaren bij publicaties

Graag ook jouw commentaar bij een publicatie. De schrijvers stellen het erg op prijs!

De laatste brief
De laatste brief
16 jul | Lydia Gepe | Waargebeurd ©

Het was december 1944. In het kleine dorpje Eijsden, vlakbij de Belgische grens, heerste onrust. De Tweede Wereldoorlog woedde nog steeds, hoewel de bevrijding in zicht leek. Voor de 19-jarige Anna was elke dag onzeker. Haar broer Willem was maanden geleden opgepakt tijdens een razzia in Maastricht en sindsdien had niemand meer iets van hem gehoord.

Anna werkte als verpleegster in het plaatselijke ziekenhuis, waar ze gewonde soldaten en burgers verzorgde. Ondanks de chaos en het verdriet hield ze zich sterk. Haar enige houvast waren de brieven die Willem haar vóór zijn arrestatie had gestuurd – vol humor, hoop en broederlijke liefde.

Op een ijskoude ochtend werd er op de deur geklopt. Een Amerikaanse soldaat stond voor de deur met een versleten leren tas. “U bent Anna Vermeer?” vroeg hij. Ze knikte zwijgend. Uit de tas haalde hij een brief, vergeeld en gehavend.

De brief was van Willem. Gedateerd op 3 oktober 1944. Hij was verstopt in een geheime postzak die pas nu was teruggevonden. Anna’s handen trilden toen ze hem openvouwde.

“Lieve Anna,

Als je dit leest, ben ik misschien niet meer waar je me verwacht. Maar weet dat ik elke dag aan je denk. Jouw moed en warmte zijn mijn kracht.

Ze hebben me naar Duitsland gebracht. Het is koud en streng, maar ik houd vol. De mannen hier praten over bevrijding – sommigen geloven er niet meer in. Ik wel.

Ik hoop dat jij veilig bent, dat je doorgaat met zorgen voor anderen, zoals je altijd hebt gedaan.

Als ik terugkom, nemen we de trein naar Zandvoort, net als vroeger. En dan niets dan zon en zand.

Tot dan,
Willem.”

Anna huilde voor het eerst in maanden. Niet van verdriet, maar van troost. Hoewel ze Willem nooit meer terugzag – later bleek dat hij was overleden in een kamp bij Neuengamme – betekende de brief alles voor haar. Het was zijn afscheid, maar ook zijn belofte: dat liefde en hoop blijven bestaan, zelfs in de donkerste tijden.

Ze bewaarde de brief haar leven lang. Toen ze in 2001 op 76-jarige leeftijd overleed, lag hij nog steeds in haar nachtkastje. Geel, maar nooit vergeten.