In een schemerig café aan de rand van de stad zat filosoof Marcus elke woensdag aan zijn vaste tafeltje, nippend van zijn espresso. Hij was beroemd om zijn scherpe geest, maar berucht om zijn raadselachtige gesprekken. Die avond kwam een jonge vrouw binnen, met een stapel papieren en een dringende blik.
"U bent Marcus?" vroeg ze. "Ik heb een vraag die niemand kan beantwoorden."
Hij glimlachte vermoeid. "Probeer het."
"Wat is de waarde van een mensenleven als niemand zich jou herinnert?"
De stilte die volgde was onheilspellend. Marcus keek haar aan, peinzend, en antwoordde: "Dan ben je een verhaal zonder verteller. Maar zelfs een vergeten leven beïnvloedt de stroom van de tijd."
Ze knikte. "Dat is genoeg."
Voordat hij iets kon vragen, haalde ze een klein flesje uit haar tas en goot het snel in zijn espresso. Marcus keek verbaasd, zijn ogen werden groot – te laat.
Terwijl hij instortte, fluisterde ze: "Je kende mijn vader. Je noemde hem een voetnoot in een groot boek. Je had gelijk. Maar nu maak ik van jou een hoofdstuk."
Ze stond op, legde de papieren op tafel: oude brieven, bewijs van een gebroken carrière, allemaal terug te leiden naar Marcus' invloed.
De volgende dag werd zijn tafeltje leeg gevonden, een koud kopje espresso ervoor. En de stad begon te fluisteren – niet over zijn ideeën, maar over zijn einde.
Zo kreeg Marcus toch zijn nalatenschap. Alleen niet zoals hij het had bedoeld.