Het is laat in Café De Tijd, een plek waar de muren fluisteren en de klok nooit tikt. Buiten slaat de regen tegen de ramen als nerveuze vingers op een tafelblad. Binnen zit een grijsbebaarde man met een vilthoed, zijn ogen diep als putten vol denken. Hij noemt zichzelf Filosoof. Niemand weet zijn echte naam.
Aan de bar zit Nora, nerveus roerend in haar koffie. Haar vingers trillen.
"Je hebt een keuze," zei de Filosoof, zonder op te kijken. "Niet kiezen is ook kiezen."
Ze keek op. "Hoe weet u dat?"
"Ik luister," zei hij. "En ik zie. Jij draagt de twijfel als een jas die niet past."
De deur kraakte open. Twee mannen in donkere jassen stappen binnen. Nora verstijfde.
"Ze zijn hier voor mij," fluisterde ze.
De Filosoof staat langzaam op, pakt zijn hoed. "Dan is het tijd."
Hij loopt naar de mannen toe, zegt iets onverstaanbaars, en wijst naar de achterdeur.
De mannen knikken. Eén draaid zich nog even om, kijkt Nora strak aan. Daarna verdwenen ze.
De grijsbebaarde man komt terug, gaat weer zitten, alsof niets was gebeurd.
"De waarheid," zegt hij, "heeft vele gezichten. Maar vandaag kiest ze het jouwe."
Nora ademt voor het eerst in uren normaal. De regen hield op. De klok begon te tikken.